Uitspraak ECLI:NL:GHAMS:2024:2660 Centric Holding

Alleen voor leden beschikbaar, wordt daarom gratis lid!

Overig advies 02/10/2024 09:41
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:GHAMS:2024:2660&showbutton=true&keyword=centric&idx=1gedetailleerd
Uitspraak delen
InstantieGerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak17-09-2024
Datum publicatie24-09-2024
Zaaknummer200.317.229/05 OK
Rechtsgebieden Ondernemingsrecht
Bijzondere kenmerkenEerste aanleg - meervoudig
Inhoudsindicatie
OK; enquête; verzoek om aanvullende onmiddellijke voorzieningen te treffen
VindplaatsenRechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak - beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM - ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.317.229/05 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 17 september 2024 inzake
DE ADVOCAAT-GENERAAL BIJ HET RESSORTSPARKET AMSTERDAM, mr. O.J.M. Van der Bijl,
zetelend te Amsterdam,
VERZOEKER,
advocaat: mr. P.P.M. van Kippersluis, kantoorhoudende te Den Haag,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CENTRIC HOLDING B.V., gevestigd te Gouda,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CENTRIC NETHERLANDS HOLDING B.V., gevestigd te Gouda,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CENTRIC NETHERLANDS B.V., gevestigd te Gouda,

VERWEERSTERS,
advocaten: mr. I. Spinath en mr. S.E. Streng, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A B.V.] , gevestigd te [plaats] ,
5. [B], thans wonende te [plaats] ,(red) waarom is dit niet ingevuld. Wij hebben in de AVA van 25 juli medegedeeld dat (B) in Duitsland woont>
BELANGHEBBENDEN, niet verschenen,
e n t e g e n
6 DE ONDERNEMINGSRAAD VAN CENTRIC NETHERLANDS B.V., gevestigd te Gouda,
BELANGHEBBENDE,
advocaten: mr. R.J.W. Analbers, mr. T.L.C.W. Noordoven en mr. R.A. Siebelink, allen kantoorhoudende te Amsterdam.
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
- verzoeker als de advocaat-generaal;
- verweersters ieder afzonderlijk als Centric Holding, Centric Netherlands Holding, Centric Netherlands en gezamenlijk als Centric;
- belanghebbenden sub 4 als [A B.V.] ;
- belanghebbende sub 5 als [B] ;
- [A B.V.] en [B] gezamenlijk als [B] c.s.;
- belanghebbende sub 6 als de ondernemingsraad;
- Centric Netherlands Holding B.V., Centric International B.V. en Centric Offices B.V. gezamenlijk ook als de drie Dochtervennootschappen.
1 Het verloop van het geding
1.1 Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar het proces-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting van 3 november 2022 (ECLI:NL:GHAMS:2022:3139) en naar de beschikkingen van 10 november 2022 (ECLI:NL:GHAMS:2022:3195), 27 januari 2023 (ECLI:NL:GHAMS:2023:149), 23 maart 2023 (ECLI:NL:GHAMS:2023:895), 18 januari 2024 (ECLI:NL:GHAMS:2024:118), 14 juni 2024 (ECLI:NL:GHAMS:2024:1874) en 2 juli 2024 (ECLI:NL:GHAMS:2024:1873) in deze zaak.
1.2 De Ondernemingskamer heeft op de zitting van 3 november 2022 mondeling uitspraak gedaan in deze zaak. In haar mondelinge uitspraak en in haar beschikking van 10 november 2022 heeft de Ondernemingskamer voorshands geoordeeld dat gegronde redenen bestaan voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Centric en – verkort weergegeven – bij wijze van onmiddellijke voorziening met onmiddellijke ingang en vooralsnog voor de duur van de procedure:
- [B] geschorst als bestuurder van Centric Holding; (red) Op welke gronden en rechten met goedkeuring van de EIGENAAR!?
- mr. P.N. Wakkie benoemd als uitvoerende bestuurder van Centric Holding en bepaald dat deze bestuurder zelfstandig bevoegd is Centric Holding te vertegenwoordigen (hierna: Wakkie of de uitvoerende bestuurder);
- W.L. Meijer benoemd als niet-uitvoerende bestuurder van Centric Holding, tevens voorzitter van de raad van bestuur met beslissende stem (hierna: Meijer);
- de door [A B.V.] gehouden aandelen in Centric Holding op een aandeel na ten titel van beheer overgedragen aan mr. M.W.E. Evers (hierna: Evers of de beheerder); en
- het besluit van Centric Holding van 2 november 2022 tot schorsing van [C] als niet-uitvoerende bestuurder van Centric Holding geschorst.
1.3 Bij beschikking van 27 januari 2023 heeft de Ondernemingskamer een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Centric, mr. Y. Borrius aangewezen als onderzoeker en bij wijze van een aanvullende onmiddellijke voorziening bepaald dat ook het laatste door [A B.V.] gehouden aandeel in Centric Holding ten titel van beheer wordt overgedragen aan de beheerder.
1.4 Bij beschikking van 18 januari 2024 heeft de Ondernemingskamer een verzoek van [B] c.s. tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen onder meer met betrekking tot het uitkeren van dividend en met betrekking tot de vaststelling van de ‘criteria voor aandeelhouderschap’ afgewezen.
1.5 Bij beschikking van 2 juli 2024 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat het verslag met bijlagen van het bij de beschikking van 27 januari 2023 bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Centric Holding B.V., Centric Netherlands Holding B.V. en Centric Netherlands B.V. ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage ligt voor belanghebbenden.
1.6 Centric Holding heeft bij verzoekschrift van 6 augustus 2024 de Ondernemingskamer verzocht, samengevat,
[B] c.s. te verbieden een of meer rechtshandelingen te verrichten, gericht op de vernietiging, schorsing of anderszins aantasting van het op 11 juli 2024 genomen besluit van het bestuur van Centric Holding tot het aangaan van een overeenkomst voor de verkoop en levering van alle aandelen in de drie Dochtervennootschappen (hierna: de Aandelen) aan Gouda Group B.V. (hierna: de Transactie) en van de algemene vergadering van Centric Holding tot goedkeuring van dit bestuursbesluit (hierna: het Transactiebesluit, respectievelijk het Goedkeuringsbesluit);
[B] c.s. te veroordelen (de uitvoering van) de Transactie te gehengen en gedogen;
[B] c.s. te bevelen zich te onthouden van publieke uitlatingen met de strekking dat (de totstandkoming van) de Transactie in strijd is met het recht, onrechtmatig is, strafbaar is, of uitlatingen van gelijke strekking, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom; en andere voorzieningen te treffen die de Ondernemingskamer geraden acht.
1.7 De ondernemingsraad heeft bij verweerschrift van 22 augustus 2024 de Ondernemingskamer verzocht het verzoek toe te wijzen.
1.8 Een namens [B] c.s. aan de Ondernemingskamer en aan partijen verzonden e-mail van 5 september 2024 maakt geen deel uit van het procesdossier nu dit niet is ingediend door een advocaat.
1.9 Het verzoek is behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 5 september 2024. De advocaat-generaal heeft meegedeeld het verzoek van Centric Holding te ondersteunen. De ondernemingsraad heeft een tevoren toegestuurde nadere productie in het geding gebracht. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.
2 Inleiding en feiten
2.1 Deze zaak gaat over de verkoop van de door Centric Holding gedreven onderneming. Het bestuur van Centric Holding en de beheerder hebben besloten dat het belang van de continuïteit van de vennootschap en haar onderneming vergt dat de door Centric Holding gehouden aandelen in de drie Dochtervennootschappen worden verkocht. Centric Holding verzoekt de Ondernemingskamer nadere onmiddellijke voorzieningen te treffen die onder meer erop zijn gericht dat deze verkooptransactie ongehinderd kan worden voltooid.
2.2 Na de mondelinge uitspraak van de Ondernemingskamer van 3 november 2022 en de beschikking van 10 november 2022 bestond het bestuur van Centric Holding uit Wakkie, als uitvoerende bestuurder en Meijer en – vanaf 17 januari 2023 – [D] , als niet-uitvoerende bestuurders.
2.3 Op 12 april 2023 is Centric Holding een procedure gestart tegen [A B.V.] waarin Centric Holding terugbetaling vordert van een in 2022 aan [A B.V.] verstrekte lening van € 80 miljoen. Deze vordering is door de rechtbank bij vonnis van 24 april 2024 toegewezen.
2.4 Op 7 mei 2023 en 13 mei 2023 heeft [B] brieven gestuurd aan leden van de Tweede Kamer. In die brieven schrijft [B] onder meer dat de verschillende personen die bij beschikking van de Ondernemingskamer inzake Centric zijn benoemd, banden hebben met de Russische maffia en dat hij heeft besloten Centric te verkopen om te voorkomen dat de vennootschap in handen komt van de Russische maffia.
2.5 Op 16 juni 2023 heeft de toenmalige advocaat van [A B.V.] een e-mail verzonden aan de advocaat van Centric waaruit volgt dat [A B.V.] voornemens is alle aandelen in Centric Holding te verkopen en over te dragen aan een in Puerto Rico gevestigde entiteit.
2.6 Op 27 juni 2023 hebben het bestuur van Centric Holding en de beheerder, naar aanleiding van het voornemen tot verkoop, een notitie opgesteld waarin de criteria zijn opgenomen waaraan een koper van (de onderneming van) Centric zou moeten voldoen (hierna: de criteria voor aandeelhouderschap). De notitie houdt het volgende in:
“[A B.V.] (wier aandelen door de Ondernemingskamer ten titel van beheer zijn overgedragen aan de beheerder) heeft inmiddels enkele malen de wens kenbaar gemaakt Centric Holding te willen verkopen. Daarnaast zal het gelegde beslag op de aandelen Centric Holding (kunnen) leiden tot een executieverkoop. Ook kan een verkoop van Centric Holding of haar dochtermaatschappijen aan de orde komen in het kader van (verder) herstel van de gezonde verhoudingen.
Tegen deze achtergrond hebben ondergetekenden criteria vastgelegd waaraan een koper van Centric, gelet op het belang van de onderneming, moet voldoen.
1. De koper/overnemer moet zich bewust zijn van het grote maatschappelijk belang dat de Centric organisatie speelt in Nederland als IT-dienstverlener aan ca. 70% van de Nederlandse gemeenten en als IT-dienstverlener aan toonaangevende bedrijven zoals ASML. Het profiel van de koper/overnemer moet passen bij deze klantengroep en het maatschappelijk belang dat de Centric organisatie vertegenwoordigt. Het strekt tot aanbeveling als de koper/overnemer in onze samenleving geworteld is.
2. De koper/overnemer moet zich mede vanwege het maatschappelijk belang dat de Centric organisatie vertegenwoordigt, committeren voor de lange termijn, dat wil zeggen tenminste 10 jaar gedurende welke periode Centric niet in haar geheel dan wel in delen mag worden verkocht, uitgezonderd desinvesteringen die relatief klein in omvang zijn en bedoeld om met de opbrengst ervan te investeren in de kernportefeuille van bedrijfsonderdelen. De koper/overnemer moet zich bereid verklaren om investeringen te doen die nodig of wenselijk zijn om de positie van de Centric organisatie als “guiding partner” te behouden of te versterken.
3. De koper/overnemer moet een prudent dividendbeleid voeren dat niet ten koste mag gaan van de lange termijn continuïteit van de Centric organisatie en de daarbij behorende noodzakelijke investeringen in mensen, diensten en innovaties.
4. De tussen de koper/overnemer aan de ene kant en de Centric organisatie aan de andere kant op te stellen beginselen voor “governance” zullen waarborgen moeten bevatten die recht doen aan de bovenstaande principes; die “governance” kan meebrengen dat een aantal niet-uitvoerende bestuurders wordt benoemd dan wel voorgedragen door de werknemers en/of de ondernemingsraad van Centric en dat een deel van het aandelenkapitaal gereserveerd wordt voor management en personeel, in welke vorm dan ook.
5. Waar Centric thans geen vreemd vermogen kent, moet er voor worden gewaakt dat in het kader van een overname eventueel aan te trekken vreemd vermogen groter is dan overeenkomst met 30% van het totaal vermogen.
6. De heer [B] , noch [F] ––, noch enige aan hen gelieerde persoon zal enige rol spelen binnen de organisatie van de koper/overnemer, dus niet in enige officiële hoedanigheid maar ook niet als adviseur of in een informele rol.”
2.7 Bij e-mail van 10 juli 2023 heeft Evers [A B.V.] geïnformeerd over de aanstaande benoeming van [E] tot niet-uitvoerende bestuurder en meegedeeld dat hij als beheerder van de aandelen in Centric Holding heeft ingestemd met een verlenging van de termijn voor het opmaken en ter inzage leggen van de jaarrekening 2022 met vijf maanden.
2.8 Bij e-mail van 11 juli 2023 zijn de criteria voor aandeelhouderschap gedeeld met de toenmalige advocaat van [B] c.s.
2.9 Op 5 oktober 2023 heeft [B] aan de beheerder bevestigd dat hij van plan was zijn belang in Centric te verkopen.
2.10 In december 2023 heeft het bestuur van Centric Holding publiek gemaakt dat zij voornemens is een verkoopproces te starten voor een verkoop van Centric aan een derde.
2.11 Bij beschikking van 18 januari 2024 heeft de Ondernemingskamer – kort gezegd – geoordeeld dat de criteria voor aandeelhouderschap, bezien vanuit het belang van de onderneming, niet onredelijk voorkomen, dat niet is gebleken dat de criteria overwegende belemmeringen opleveren voor een eventuele verkoop van de aandelen of een prijsdrukkend effect zullen hebben en dat het tegen die achtergrond niet onredelijk of onzorgvuldig is, dat het bestuur van Centric Holding en de beheerder met de criteria voor aandeelhouderschap op voorhand hun positie aan een eventuele koper van Centric en aan [B] c.s. als (middellijk) rechthebbende kenbaar hebben gemaakt.
2.12 Na de beschikking van de Ondernemingskamer van 18 januari 2024 heeft het bestuur van Centric Holding in overleg met de beheerder besloten dat het belang van de continuïteit onderneming van Centric vergde dat [B] niet meer zou terugkeren bij Centric. Het bestuur van Centric Holding heeft daarop een proces in gang gezet dat moest leiden tot de verkoop van de door Centric gedreven onderneming. Daartoe heeft Centric Holding de bijstand ingeroepen van een M&A adviseur (Axeco Corporate Finance B.V. (hierna: Axeco)), een juridisch adviseur (De Brauw Blackstone Westbroek N.V. (hierna: De Brauw)) en een financieel en fiscaal vendor due diligence adviseur (KPMG Advisory N.V. (hierna: KPMG)). In januari 2024 is een stuurgroep gevormd, bestaande uit de beheerder en het bestuur van Centric Holding, die belast was met het houden van toezicht op het verkoopproces. Het verkoopproces is op dagelijkse basis geleid door de uitvoerende bestuurder en een interne projectcoördinator. Bij het verkoopproces en de daarmee verband houdende werkzaamheden waaronder het vendor due diligence proces, het vergaren van informatie voor potentiële kopers en de boekenonderzoeken door potentiële kopers, waren ongeveer zeventig medewerkers van Centric betrokken.
2.13 Centric Holding heeft op 30 januari 2024 aan (de toenmalige advocaat van) [B] laten weten dat zij bereid is op vertrouwelijke basis informatie over het verkoopproces aan [B] ter beschikking te stellen en daartoe een concept geheimhoudingsovereenkomst toegestuurd die de voorwaarden bevatte waaronder Centric Holding bereid was de bedoelde informatie te verstrekken. [B] c.s. hebben daar niet op gereageerd en de geheimhoudingsovereenkomst is niet getekend.
2.14 Op 25 februari 2024 heeft [B] aangifte gedaan tegen Wakkie wegens oplichting, corruptie en het wegsluizen van gelden. In de aangifte schrijft [B] onder meer dat Wakkie in contact staat met de Russische maffia. Ook wordt Wakkie beschuldigd van het vervalsen van documenten. [B] verwijt Wakkie verder onder meer dat hij probeert [A B.V.] in staat van faillissement te krijgen en vervolgens Centric en Oranjewoud N.V. voor een zeer laag bedrag te verkopen.
2.15 Bij brief van 29 februari 2024 gericht aan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft [B] geschreven het niet eens te zijn met de klaarblijkelijke seponering van zijn aangifte. [B] heeft daarbij een klacht ingediend op grond van artikel 12 Wetboek van Strafvordering gericht tegen Wakkie wegens onder meer ‘het onwettelijk opleggen van een executie, een valse claim van dividenden van meer dan 100 miljoen, oplichting, corruptie en het wegsluizen van gelden.’
2.16 Bij brief van 28 maart 2024 hebben het bestuur van Centric Holding en de beheerder [B] geïnformeerd over de stand van zaken van het verkoopproces. Daarbij is [B] onder meer op de hoogte gesteld van het inschakelen van de externe adviseurs, het op dat moment in voorbereiding zijnde vendor due diligence rapport en information memorandum, de procesbrief die zal worden verzonden aan de geïnteresseerden die zich inmiddels hadden gemeld, het biedingsproces, de informatieverstrekking aan de ondernemingsraad en de wijze waarop de opbrengst van een verkoop via Centric Holding aan [A B.V.] zal worden uitgekeerd. Ook wordt [B] uitgenodigd voor overleg en wordt hij eraan herinnerd dat hij bij ondertekening van de geheimhoudingsovereenkomst toegang zal hebben tot nadere informatie.
2.17 Bij antwoordbrief van 6 april 2024 aan de uitvoerende bestuurder onderstreept [B] onder meer er belang bij te hebben dat zijn bedrijf aan een goede betrouwbare partij wordt verkocht. [B] spreekt zijn wantrouwen uit over de Ondernemingskamer en stelt zich op het standpunt dat de Ondernemingskamer niet bevoegd is de door haar getroffen onmiddellijke voorzieningen te treffen waaronder de onteigening van zijn bedrijven Centric en Oranjewoud N.V. die [B] waardeert op meer dan € 1 miljard. Verder spreekt hij de wens uit dat eurocommissaris McGuinness hem een billijke prijs en immateriële schade vergoedt. De Ondernemingskamer is in de visie van [B] een verboden rechtsorgaan volgens artikel 47 Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. [B] verbiedt de niet-uitvoerende bestuurder en alle personen die banden hebben met Russische vooraanstaande personen zich te bemoeien met de verkoop van zijn bedrijven. Hij is niet tegen de verkoop van de onderneming, maar wel tegen verkoop onder regie van de uitvoerende bestuurder. Bovendien moet het volgens [B] een transparant proces worden, te weten een veiling die wordt georganiseerd door een onafhankelijke partij. [B] verwijst verder naar een strafrechtelijke aangifte die in Spanje is gedaan tegen Wakkie.
2.18 Bij brief van 10 april 2024 hebben het bestuur van Centric Holding en de beheerder aan [B] onder meer laten weten dat bij het verkoopproces geen Russische partij betrokken is. In de brief van [B] zien zij geen aanknopingspunt om het verkoopproces anders in te richten. Het aanbod van de beheerder en van de uitvoerende bestuurder om in gesprek te gaan blijft van kracht. [B] wordt erop gewezen dat hij zich bij handhaving van zijn bezwaren tot de Ondernemingskamer kan wenden. [B] heeft op deze brief niet gereageerd.
2.19 In april 2024 heeft het bestuur van Centric Holding geconcludeerd dat het belang van de vennootschap niet gediend is met een langdurig verkooptraject en heeft het bestuur besloten dat een voorwaardelijke koopovereenkomst uiterlijk 15 juli 2024 aangekondigd zou moeten worden.
2.20 In het verkoopproces hebben 37 partijen interesse getoond. In maart 2024 is aan 34 potentiële bieders een procesbrief gezonden en is hun gevraagd hun interesse te formaliseren middel een Expression of Interest en is hun verzocht uiteen te zetten hoe zij zouden kunnen bijdragen aan de strategie van Centric en welke ervaring zij hebben in de werkgebieden van Centric. Verder is deze geïnteresseerden gevraagd in te gaan op de criteria voor aandeelhouderschap.
2.21 Vervolgens hebben op 19 april 2024 22 partijen een Expression of Interest ingediend, waarvan negentien financiële investeerders en drie strategische investeerders. De stuurgroep heeft deze beoordeeld op basis van vooraf vastgestelde criteria, waaronder de criteria voor aandeelhouderschap, vereiste software- en IT-ervaring, het profiel van de potentiële bieder, de beschikbare financiële middelen en executiekracht. Hierop volgde een volgende selectieronde waarin dertien partijen vanaf 6 mei 2024 op basis van een geheimhoudingsovereenkomst toegang kregen tot nadere informatie. Zeven van hen dienden op 24 mei 2024 een herbevestiging van hun belangstelling in en gaven een prijsindicatie, terwijl één partij zelfstandig een Expression of Interest indiende. Uit deze groep zijn op 27 mei 2024 vier partijen geselecteerd en uitgenodigd om op 10 juli 2024 een bindende bieding te doen op basis van een voorgestelde concept-koopovereenkomst. Deze partijen hebben tussen 27 mei 2024 en 10 juli 2024 de gelegenheid gekregen om via management sessies, expert sessies en dataroom toegang inclusief Q&A een bindend bod voor te bereiden. In deze periode zijn meer dan 80 management sessies en meer dan twintig expert sessies georganiseerd door Centric Holding, verschillende management teams, Axeco, De Brauw en KPMG. Centric heeft in deze periode meer dan 800 vragen beantwoord. Verder heeft de stuurgroep gesproken met de principalen van deze partijen over hun strategische visie voor Centric en hun visie op de invulling van de criteria voor aandeelhouderschap. Intussen hebben met alle partijen onderhandelingen plaatsgevonden over de concept-koopovereenkomst op basis van verschillende mark-ups. Om het gelijke speelveld tussen de vier overgebleven partijen te waarborgen, hebben deze alle vergelijkbare terugkoppeling gekregen op hun mark-ups.
2.22 Bij brief van 14 juni 2024 hebben het bestuur van Centric Holding en de beheerder [B] c.s. geïnformeerd over de stand van zaken van het verkoopproces, evenals de intentie om in juli tot een voorwaardelijke koopovereenkomst te komen. In de brief wordt benadrukt dat de opbrengst zal toekomen aan Centric Holding, waarvan [A B.V.] de enige economische belanghebbende is. In de brief hebben het bestuur van Centric Holding en de beheerder herhaald dat zij graag overleggen over de wijze waarop de opbrengst kan worden uitgekeerd.
2.23 Op 10 juli 2024 werden van drie partijen biedingen ontvangen. Het hoogste bod werd gedaan door Gouda Group. De ondernemingsraad en een groep van 35 managers binnen Centric hebben voor deze partij hun voorkeur uitgesproken. De stuurgroep sprak vervolgens ook haar voorkeur uit voor deze partij, dit op basis van de geboden prijs, niet-financiële voorwaarden, het netwerk van Gouda Group, haar kapitaalkracht, instemming met de concept-koopovereenkomst en de culturele fit.
2.24 De koopovereenkomst is op 11 juli 2024 gefinaliseerd. Op 11 juli 2024 heeft het bestuur het Transactiebesluit genomen en heeft de beheerder daarmee ingestemd door middel van het Goedkeuringsbesluit. De koopovereenkomst (Sale and Purchase Agreement (hierna: de SPA)) is getekend op 12 juli 2024. Daarin worden alle aandelen in de drie Dochtervennootschappen verkocht aan Gouda Group. Op 15 juli 2024 is de Transactie bekend gemaakt.
2.25 De SPA bepaalt onder meer dat Gouda Group bij Centric het gematigde structuurregime zal introduceren en een raad van commissarissen in het leven zal roepen, bestaande uit vijf commissarissen. Ingevolge de SPA kent de raad van commissarissen twee afhankelijke commissarissen (benoemd op voordracht van Gouda Group) en drie onafhankelijke commissarissen. Twee van de huidige niet-uitvoerende bestuurders van Centric Holding zullen als onafhankelijke commissarissen toetreden tot de raad van commissarissen. De derde onafhankelijke commissaris zal worden benoemd op aanbeveling van de ondernemingsraad. De criteria voor aandeelhouderschap zijn opgenomen als Non financial covenants waaraan Gouda Group zich gedurende tien jaar heeft gecommitteerd. Een besluit tot tussentijdse afwijking hiervan behoeft de goedkeuring van ten minste twee van de drie onafhankelijke commissarissen.
2.26 In de SPA is verder bepaald dat [B] zo spoedig mogelijk na ondertekening zal worden geïnformeerd over de hoofdlijnen van de SPA en dat hem een kopie daarvan zal worden toegestuurd. Verder is bepaald dat [B] zal worden geïnformeerd in de periode voorafgaand aan levering van de Aandelen in de drie Dochtervennootschappen. Indien [B] binnen drie weken nadat hij over de SPA is geïnformeerd, de Transactie ter discussie stelt door middel van een verzoek bij de Ondernemingskamer tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen, zal levering van de Aandelen niet plaatsvinden totdat de Ondernemingskamer daarover uitspraak zal hebben gedaan, zo is in de SPA bepaald.
2.27 Bij brief van 14 juli 2024 heeft Centric Holding hieraan gevolg gegeven. In de brief zijn [B] c.s. onder meer erover geïnformeerd dat de termijn van drie weken verloopt op 5 augustus 2024. Bij de brief is een door Axeco opgesteld gedetailleerd verslag van het verkoopproces gevoegd. [B] c.s. zijn aldus geïnformeerd over het resultaat van het verkoopproces, de verschillende onvoorwaardelijke biedingen en de overwegingen van het bestuur van Centric Holding om de Aandelen te verkopen aan Gouda Group. [B] c.s. hebben hierop niet gereageerd. Evenmin hebben zij voor 5 augustus 2024 een verzoek bij de Ondernemingskamer ingediend. Wel heeft [B] op 15 juli 2024 in een publicatie op www.computable.nl gereageerd op de overname van Centric: ‘Ik wil alleen opmerken dat wat er met Centric en Oranjewoud gaande is tegen de Europese regelgeving en tegen internationale regels is.’ Verder verklaart [B] : ‘Ik ben benieuwd wat er gaat gebeuren. Naar mijn mening is het onrechtmatig en strafbaar wat er gebeurt. We zullen zien.’
2.28 De SPA bepaalt verder dat levering van de Aandelen ook wordt uitgesteld, als Centric Holding binnen tien werkdagen na het verloop van de onder 2.26 bedoelde termijn zelf een verzoek bij de Ondernemingskamer indient dat ertoe strekt door middel van het treffen van onmiddellijke voorzieningen te voorkomen dat [B] c.s. de levering van de Aandelen tegenhouden of de Transactie anderszins frustreren. Door middel van het op 6 augustus 2024 ingediende verzoekschrift, heeft Centric Holding van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
2.29 Op 29 augustus 2024 heeft de ondernemingsraad van Centric een advies uitgebracht over de voorgenomen Transactie. De ondernemingsraad heeft daarin onder meer geschreven: “Achtergronden
Sinds januari 2019 bevindt Centric zich in een onrustig vaarwater. (…) Als gevolg daarvan ontstond een verhoogde uitstroom onder het personeel en besloten klanten om hun overeenkomst met Centric op te zeggen of niet te verlengen.
Dankzij ingrijpen door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam en de onmiddellijke voorzieningen die de Ondernemingskamer bij beschikkingen van 3 en 10 november 2022 heeft getroffen is de onderneming weer in een rustiger vaarwater terecht gekomen. De OR vindt het positief dat nu gezocht wordt naar een meer permanente oplossing.
De in de Adviesaanvraag, paragraaf ‘Rationale voor de verkoop’, beschreven voorgeschiedenis wordt door de OR herkend en onderschreven. De OR onderschrijft bovendien dat het Voorgenomen Besluit onder de gegeven omstandigheden een logische oplossing is waarmee Centric en haar medewerkers duurzaam buiten de invloedssfeer van de heer [B] komen en de organisatie zich vanuit een stabiele situatie kan richten op de toekomst.
Verloop adviestraject
De OR is van mening dat hij tijdig en goed betrokken is in het verkooptraject. (…)
Advies en onderbouwing
In de Adviesaanvraag is uitvoerig ingegaan op de overwegingen van de bestuurder om uiteindelijk te kiezen voor Gouda Group als nieuwe aandeelhouder van Centric. De OR is van mening dat de overwegingen zorgvuldig zijn en dat alle relevante belangen daarin op begrijpelijke wijze zijn meegewogen. De OR onderschrijft de keuze voor Gouda Group en vindt het positief dat de partij die vanaf het begin af aan de voorkeur van de OR had, uiteindelijk ook de voorkeur heeft gekregen van de bestuurder en dat ook uit een enquête onder het management is gebleken dat Gouda Group een groot draagvlak heeft. Dat is voor de OR een indicatie dat de verschillende belanghebbenden op één lijn zitten, wat een goede basis is voor een toekomst met de nieuwe aandeelhouder.
Voor het Advies is doorslaggevend dat gebleken is dat Gouda Group voldoet en/of zich committeert aan de Nieuwe Aandeelhouder Selectie Criteria. De OR hecht er grote waarde aan dat de waarborging van deze criteria deel uitmaken van de SPA en in de niet-financiële convenanten (…) zijn neergelegd. Daarbij is voor de OR relevant dat een governance structuur wordt gehanteerd waarin de nakoming van de non-financiële convenanten in voldoende mate wordt geborgd. In dat kader is, om te komen tot een positief Advies, door de OR grote waarde toegekend aan het gegeven dat is vastgelegd dat de commissaris die op voordracht van de OR benoemd is, de rol van onafhankelijke commissaris heeft en dat uitsluitend van de niet-financiële convenanten kan worden afgeweken met goedkeuring van twee onafhankelijke commissarissen.
Voorts is voor de OR van belang dat is bepaald dat Centric gedurende in ieder geval 10 jaar niet in het geheel dan wel in delen mag worden verkocht behoudens in het geval dat daarvan wordt afgeweken met goedkeuring van twee onafhankelijke commissarissen (…).
Advies
Onder verwijzing naar het bovenstaande heeft de OR onvoorwaardelijk besloten positief te adviseren op het in de Adviesaanvraag verwoorde voorgenomen besluit tot verkoop en overdracht van alle geplaatste en uitstaande aandelen in (i) Centric International Holding B.V., (ii) Centric Netherlands Holding B.V. en (iii)Centric Offices Holding B.V. door Centric Holding B.V.aan Gouda Group B.V.”
2.30 Centric Holding heeft het voornemen kenbaar gemaakt om na uitvoering van de Transactie op termijn haar vordering op [A B.V.] van € 80 miljoen (zie 2.3) bij wijze van dividend uit te keren aan [A B.V.] , opdat [A B.V.] deze vervolgens kan verrekenen met haar eigen daarmee corresponderende schuld. Ook de verkoopopbrengst zal, na aftrek van kosten, uiteindelijk aan [A B.V.] worden uitgekeerd.
2.31 Het verslag van de door de Ondernemingskamer benoemde onderzoeker van 2 juli 2024 is als bijlage bij het onderhavige verzoekschrift overgelegd. Daarin concludeert de onderzoeker onder meer:
“Onderzoeker begrijpt en onderschrijft de zorgen van verschillende belanghebbenden, waaronder werknemers, de accountant, financiers en klanten over een eventuele terugkeer van [B] in het bedrijf van Centric, in welke rol of hoedanigheid ook. In zijn huidige gesteldheid vormt [B] een reële bedreiging voor de continuïteit van Centric. Een terugkeer laat zich niet rijmen met belangen van Centric en haar stakeholders.”
3 De gronden van de beslissing
3.1 Centric Holding heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat het in het belang van Centric noodzakelijk is dat binnen een aanvaardbare termijn duidelijk wordt dat [B] niet meer zal terugkeren binnen de onderneming van Centric. Centric Holding meent dat het bestuur en de beheerder daarom op goede gronden hebben besloten tot een verkoop en het sluiten en goedkeuren van de Transactie, althans dat het besluit tot het aangaan van de Transactie en de goedkeuring ervan niet kennelijk onredelijk is jegens [B] c.s. Het verkoopproces is op zorgvuldige en transparante wijze vormgegeven, en [B] c.s. zijn steeds geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld om bij het verkoopproces betrokken te raken. De uiteindelijke koper heeft zich gecommitteerd aan de in het belang van Centric opgestelde criteria voor aandeelhouderschap en heeft ook de hoogste prijs geboden. Daarmee dient de Transactie het belang van Centric Holding, haar onderneming en al haar stakeholders en is het met het oog op die belangen noodzakelijk dat de Transactie ook zal worden uitgevoerd.
3.2 De handelwijze van [B] in het verleden geeft aanleiding te verwachten dat [B] c.s. de Transactie zullen trachten te frustreren, aldus Centric Holding. Zij acht daarom ordemaatregelen geboden om te zorgen dat de Transactie ook zal worden afgewikkeld. Deze maatregelen houden in dat [B] c.s. de uitvoering van de Transactie zullen moeten gehengen en gedogen. Centric Holding merkt daarbij op dat er geen andere (minder ingrijpende) maatregelen voorhanden zijn waarmee hetzelfde doel zou kunnen worden bereikt.
3.3 De ondernemingsraad heeft zijn steun uitgesproken voor toewijzing van het verzoek van Centric Holding. De ondernemingsraad is van mening dat de Transactie onder de huidige omstandigheden de enige mogelijkheid is om Centric weer in rustiger vaarwater te brengen. De ondernemingsraad merkt daarbij op dat hij goed is betrokken bij het verkoopproces en dat de inbreng van de ondernemingsraad steeds tijdig is gevraagd en is meegewogen bij de besluitvorming. De ondernemingsraad heeft voldoende gelegenheid gehad om vragen te stellen en die zijn naar tevredenheid beantwoord. Een verkoop aan Gouda Group heeft vanaf het begin de voorkeur van de ondernemingsraad gehad. De niet-financiële criteria en de rol die de onafhankelijke commissarissen in de te installeren raad van commissarissen daarbij zullen hebben, alsmede het feit dat Gouda Group veel waarde hecht aan de inbreng en de rol van de ondernemingsraad, creëert extra vertrouwen bij de ondernemingsraad in de Transactie en in Gouda Group als aandeelhouder. De ondernemingsraad heeft daarom positief geadviseerd over het voorgenomen besluit tot het aangaan van de Transactie. De ondernemingsraad acht het dan ook van groot belang dat de Transactie doorgang zal vinden en dat het verzoek zal worden toegewezen.
3.4 De advocaat-generaal ondersteunt het verzoek om onmiddellijke voorzieningen en onderschrijft dat een terugkeer van [B] bij Centric een bedreiging vormt voor de continuïteit van de onderneming en dat om die reden ook het algemeen belang vergt dat de uitvoering van de Transactie niet wordt belemmerd.
Beoordeling door de Ondernemingskamer: uitgangspunten
3.5 Het verzoek van Centric Holding heeft tot doel te verzekeren dat de Transactie, zoals deze onder regie van onder meer de door Ondernemingskamer benoemde bestuurders en de beheerder is opgezet, kan worden uitgevoerd. Daarmee zal de door Centric gevoerde onderneming overgaan in andere handen. Weliswaar zal de koopprijs na aftrek van kosten uiteindelijk worden uitgekeerd aan [B] c.s., maar de Transactie zelf en het daaraan voorafgaande proces heeft niet zijn instemming. Daarmee strekt het verzoek ertoe dat [B] tegen zijn zin de onderneming wordt ontnomen die hij zelf van de grond heeft opgebouwd. Dat is ongebruikelijk en gaat ver. De onherroepelijke gevolgen van de Transactie die diep ingrijpen in de rechten van [B] c.s., vergen daarom dat een verkoop noodzakelijk is in het belang van Centric, dat geen alternatieve, minder diep ingrijpende maatregel voorhanden is en dat alle betrokkenen vanuit hun eigen rol een hoge mate van zorgvuldigheid betrachten tijdens dit proces.
Alvorens het verkooptraject en de gevraagde voorzieningen te beoordelen, volgen eerst enkele uitgangspunten waarvan de meeste ook in eerdere beschikkingen voorop zijn gesteld.
3.6 Indien een onderzoek op de voet van artikel 2:345 BW is gelast en de Ondernemingskamer, gelet op de belangen van vennootschap en degenen die krachtens de wet en de statuten bij haar organisatie zijn betrokken, van oordeel is dat een onmiddellijke voorziening op de voet van artikel 2:349a lid 2 BW is vereist in verband met de toestand van de vennootschap of het belang van het onderzoek, heeft zij de vrijheid zodanige onmiddellijke voorzieningen te treffen als zij in verband met de toestand van de vennootschap noodzakelijk acht. Dat geldt ook indien daarbij inbreuk wordt gemaakt op de geldende rechtsverhoudingen binnen de vennootschap. Aan het treffen van onmiddellijke voorzieningen hoeft niet zonder meer in de weg te staan dat deze kunnen leiden tot onomkeerbare gevolgen. Wel dient de voorziening naar haar aard een voorlopige te zijn en dient bij het treffen ervan voldoende rekening te worden gehouden met, en een billijke afweging plaats te vinden van de belangen van partijen. Dit brengt mee dat de Ondernemingskamer iedere voorziening van voorlopige aard mag treffen mits met het oog op de gevolgen ervan een billijke afweging van de belangen van partijen heeft plaatsgevonden en de noodzaak van deze voorziening voldoende is gebleken. Het laatste is met name ook het geval als naar het oordeel van de Ondernemingskamer een minder ingrijpende maatregel niet effectief zou zijn (vgl. HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1652, Novero).
3.7 Zoals iedere bestuurder dient ook een door de Ondernemingskamer benoemde tijdelijke bestuurder zich te richten naar het belang van de vennootschap en haar onderneming. Wat dat belang inhoudt, hangt af van de omstandigheden van het geval. Indien aan de vennootschap een onderneming is verbonden, wordt het vennootschapsbelang in de regel vooral bepaald door het bevorderen van het bestendige succes van deze onderneming (vgl. artikel 2:239 lid 5 BW en HR 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:797, Cancun). In geval van een IT-dienstverlener als Centric, die vitale IT-diensten aan een groot aantal publieke en (semi)publieke organisaties verleent, wordt het belang van Centric voorts bepaald door het publieke belang dat ermee is gemoeid dat die diensten op veilige wijze kunnen worden gecontinueerd. Bij dit alles dient de door de Ondernemingskamer benoemde tijdelijke bestuurder, mede op grond van het bepaalde in artikel 2:8 BW, zorgvuldigheid te betrachten met betrekking tot de belangen van al degenen die bij de vennootschap en haar onderneming zijn betrokken (vgl. HR 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:797, Cancun).
3.8 Bij de vervulling van zijn taak heeft de tijdelijke bestuurder voor de duur van zijn benoeming in beginsel alle bevoegdheden die de wet en de statuten aan de bestuurder toekennen (vgl. HR 19 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK5989, Fuldauer). Het is niet aan de Ondernemingskamer, maar aan die tijdelijke bestuurder om binnen de grenzen van zijn taken en bevoegdheden te beoordelen of bepaalde maatregelen binnen of door de rechtspersoon moeten worden getroffen en, zo ja, die te treffen.
3.9 Wordt in verband met de handelwijze van de tijdelijke bestuurder wijziging of aanvulling van eerder getroffen onmiddellijke voorzieningen gevraagd, dan zal de Ondernemingskamer bij de toepassing van artikel 2:349a lid 2 BW, naast hetgeen hiervoor in 3.6 is vermeld, tevens de omstandigheden van het geval in verband met die handelwijze in aanmerking moeten nemen. Daarbij kan de Ondernemingskamer zo nodig mede onderzoeken of de tijdelijke bestuurder zijn taak zorgvuldig uitoefent of heeft uitgeoefend. Hetgeen hiervoor is overwogen, geldt ook indien het gaat om een beheerder van aandelen aan wie bij wijze van voorlopige voorziening aandelen ten titel van beheer zijn overgedragen (vgl. HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1652, Novero).
Het verkooptraject
3.10 Op zichzelf bestaat overeenstemming over de vraag of Centric moet worden verkocht. Ook [B] wil dat Centric wordt verkocht aan een koper die de continuïteit van de onderneming waarborgt. [B] schrijft dit onder meer bij monde van zijn advocaat in het verzoekschrift dat leidde tot de beschikking van 18 januari 2024 en in zijn brief aan de uitvoerende bestuurder van 6 april 2024. Centric Holding meent dat een verkoop noodzakelijk is omdat dat de enige manier is om zeker te stellen dat [B] geen betrokkenheid bij de onderneming van Centric meer zal hebben. Centric Holding heeft in dat verband onder meer aangevoerd dat het Centric-concern ten tijde van het ingrijpen door de Ondernemingskamer in november 2022 in een zorgwekkende toestand verkeerde. Grote klanten waren vertrokken of dreigden te vertrekken, evenals het personeel. Het concern leed verlies en de continuïteit van de onderneming zou zonder het treffen van onmiddellijke voorzieningen ernstig in gevaar komen. Volgens Centric Holding zijn medewerkers en grote klanten slechts gebleven of teruggekomen onder voorwaarde dat de garantie werd gegeven dat [B] niet bij Centric zou terugkeren. Tegen die achtergrond zijn het bestuur van Centric Holding en de beheerder tot de conclusie gekomen dat het in het belang van Centric en alle daarbij betrokken belanghebbenden noodzakelijk was om te komen tot een verkoop van de onderneming van Centric. De ondernemingsraad onderschrijft de noodzaak van een verkoop van de onderneming, evenals de advocaat-generaal. Met het voorgaande is voldoende toegelicht en aannemelijk geworden dat en waarom in de gegeven omstandigheden een verkoop van de onderneming van Centric in het belang van de continuïteit van de onderneming van Centric en daarmee in het belang van alle betrokkenen noodzakelijk is. De Ondernemingskamer neemt daarom tot uitgangspunt dat het bestuur van Centric Holding en de beheerder in redelijkheid hebben kunnen besluiten tot een verkoop van de door Centric gedreven onderneming.
3.11 Met betrekking tot de rol van [B] c.s. in het verkoopproces acht de Ondernemingskamer het volgende van belang. Om de redenen uiteengezet in de eerste en de tweede beschikking is [B] geschorst als bestuurder van Centric Holding en zijn (uiteindelijk alle) door [A B.V.] gehouden aandelen in Centric Holding onder beheer geplaatst. [B] c.s. hebben geen gebruik gemaakt van hun recht om cassatieberoep in te stellen. Het was vervolgens aan het deels door de Ondernemingskamer benoemde bestuur van Centric Holding en de beheerder om het verkoopproces zo in te richten dat daarbij op zorgvuldige wijze rekening zou worden gehouden met de belangen van al degenen die bij de vennootschap en haar onderneming zijn betrokken, waaronder ook die van [B] c.s.
3.12 Het bestuur van Centric Holding en de beheerder hebben daaraan invulling gegeven door [B] c.s. steeds tussentijds te informeren over het verkoopproces. Daarbij hebben Centric Holding en de beheerder aangeboden om met [B] c.s. vertrouwelijke informatie te delen op voorwaarde van het tekenen van een geheimhoudingsovereenkomst. Verder is op verschillende momenten getracht met [B] c.s. in overleg te treden. Van die mogelijkheden hebben [B] c.s. afgezien van enkel sporadisch contact geen gebruik gemaakt. Tegelijk hebben het bestuur van Centric Holding en de beheerder ervoor gekozen [B] c.s. voor het overige geen inspraak in het verkoopproces te geven. Die keuze hebben zij naar het oordeel van de Ondernemingskamer in redelijkheid kunnen maken.
3.13 Daarbij moet worden bedacht in welke staat Centric verkeerde toen deze enquêteprocedure een aanvang nam: de accountant had zich teruggetrokken, de verzekeraar had de cyber security polis opgezegd, belangrijke klanten hadden het contract met Centric niet verlengd of opgezegd, andere belangrijke klanten overwogen de relatie met Centric te beëindigen, een deel van het personeel was al vertrokken, terwijl de werving van nieuw personeel stokte, dit alles met een directe en acute bedreiging voor de continuïteit van Centric en haar onderneming tot gevolg. Onder die omstandigheden moesten de nieuwe bestuurders de leiding over Centric overnemen. Naar de ondernemingsraad heeft bevestigd, zijn zij erin geslaagd de onderneming in rustiger vaarwater te brengen en de bedrijfsvoering te stabiliseren. Ter zitting heeft de uitvoerende bestuurder toegelicht dat hem onder meer uit gesprekken met klanten is gebleken dat die continuïteit opnieuw in het geding zou komen indien [B] c.s. alsnog op enigerlei wijze bij Centric betrokken zou worden. Onder deze – uitzonderlijke – omstandigheden hebben de bestuurders van Centric Holding en de beheerder in redelijkheid kunnen besluiten [B] c.s. geen verdergaande rol toe te bedelen in het verkoopproces dan zij hebben gedaan.
3.14 Zoals in de beschikking van 18 januari 2024 aan de orde is gekomen, heeft het bestuur van Centric Holding in overleg met de beheerder, ten behoeve van een verkoop de criteria voor aandeelhouderschap geformuleerd om daarmee hun opstelling tegenover potentiële kopers op kenbare wijze richting te geven en tegenover [B] c.s. duidelijkheid te scheppen. De Ondernemingskamer heeft geen aanknopingspunten gezien om te veronderstellen dat die uitgangspunten overwegende belemmeringen opleveren voor de verkoop van Centric of een prijsdrukkend effect zullen hebben. De Ondernemingskamer heeft het opstellen van die criteria voor aandeelhouderschap dan ook niet onredelijk of onzorgvuldig jegens [B] c.s. geoordeeld (rov. 3.18). Dat is nu niet anders.
3.15 Vervolgens is het verkoopproces op basis van die criteria in gang gezet. Centric Holding heeft in haar verzoekschrift uiteengezet hoe dat proces is verlopen. Van het verkoopproces heeft Axeco een verslag opgesteld waarin gedetailleerd is uiteengezet op welke wijze het verkoopproces is vormgegeven en verlopen. Dat verslag is op 14 juli 2024 met [B] gedeeld. In haar verslag heeft Axeco het verkoopproces als volgt samengevat:
- Het verkoopproces is over de afgelopen maanden binnen de gestelde randvoorwaarden en gegeven de situatie en (financiële) ontwikkelingen bij Centric uitgevoerd, daarbij is er nauwe afstemming geweest tussen de Stuurgroep en de Adviseurs [Axeco en De Brauw gezamenlijk – Ondernemingskamer] gedurende deze periode
- Het proces is voorbereid met o.a. financieel & fiscaal VDD, LFB, IM [Vendor Due Diligence, Legal Fact Book, Informatie Memorandom – Ondernemingskamer] en een uitgebreide dataroom
- De Stuurgroep en de Adviseurs hebben op zeer regelmatige basis overlegd over de voortgang van het proces en de benodigde en te nemen stappen ten behoeve van een zorgvuldig proces
- Na de publieke aankondiging hebben 37 partijen interesse in Centric kenbaar gemaakt
- Bij de officiële start van het verkoopproces hebben 34 partijen een procesbrief ontvangen
- Op basis van initiële informatievoorziening hebben 22 partijen een Expression of Interest ingediend
- Van de 22 partijen zijn er 13 geselecteerd op basis van de criteria op pagina 15 genoemde voor Centric relevant geachte criteria [de onder 2.6 vermelde aandeelhouderscriteria – Ondernemingskamer]
- Op basis van een uitgebreid informatiepakket hebben 7 partijen een herbevestiging van interesse uitgebracht waarbij tevens met alle partijen een gesprek over waardering heeft plaatsgevonden
- 4 partijen zijn geselecteerd om de laatste (bindende biedingen)fase in te gaan
- Dit proces heeft geresulteerd in 3 bindende biedingen van gerenommeerde en ervaren financiële investeerders
- De stuurgroep heeft deze 3 bindende biedingen uitvoerig geëvalueerd en 1 partij geselecteerd op basis van o.a. de hoogste prijs, kennis, financiële slagkracht en culturele fit. Daarbij is de CEO gemandateerd om de onderhandelingen te finaliseren
- Op 12 juli is de koopovereenkomst getekend
3.16 Uit het verslag van Axeco blijkt dat [B] op de volgende momenten in 2024 over het proces is geïnformeerd:
24 januari Aankondiging van het delen van de NDA bij toenmalig advocaat van [B]
30 januari NDA via email gedeeld met toenmalig advocaat van [B]
5 februari Toenmalig advocaat van [B] telefonisch gesproken en gewezen op NDA
28 maart Procesinformatie gedeeld
6 april Bericht [B] ontvangen
10 april Reactie gedeeld met [B]
14 juni Procesupdate gedeeld
Uit de verslaglegging van Axeco valt verder af te leiden dat bij de inrichting en de uitvoering van het verkoopproces steeds ook rekening is gehouden met de belangen van [B] c.s. als financieel belanghebbenden bij een goede koopprijs. In het competitief ingerichte verkoopproces is een groot aantal partijen aangeschreven, terwijl ook een groot aantal partijen interesse heeft getoond. In de loop van dit proces heeft een stapsgewijze selectie plaatsgevonden waarbij de overblijvende partijen telkens meer informatie kregen. Die selectie leidde ertoe dat vier partijen toegang hebben gekregen tot diepgaande en vertrouwelijke informatie (zie onder 2.21). Deze partijen hebben nadere vragen kunnen stellen waarvan er 800 zijn beantwoord. De concept-koopovereenkomst is parallel met de verschillende bieders uitonderhandeld waarbij de geïnteresseerden vergelijkbare terugkoppelingen op de mark-ups ontvingen. Vervolgens hebben drie van de vier geselecteerde partijen een bod uitgebracht.
3.17 Uit het advies van de ondernemingsraad van Centric blijkt verder dat deze gedurende het proces tussentijds is geïnformeerd over het verkoopproces en dat vragen van de ondernemingsraad tussentijds zowel mondeling als schriftelijk zijn beantwoord. De ondernemingsraad heeft onvoorwaardelijk positief over de Transactie geadviseerd.
3.18 Blijkens het verslag van Axeco is een enquête gehouden onder ongeveer 35 managers binnen Centric. Uit deze enquête kwam eveneens de voorkeur voor Gouda Group naar voren. Uiteindelijk is de keuze blijkens het verslag gemaakt op basis van de volgende overwegingen:
- de geboden prijs voor de aandelen, waarbij Partij 3 [Gouda Group – Ondernemingskamer] de hoogste prijs heeft geboden;
- de overige niet-financiële voorwaarden die onderdeel zijn van de (voorwaardelijke) transactie, die door Partij 3 zijn geaccepteerd;
- het feit dat Partij 3 beschikt over een breed relevant netwerk dat zij kan inzetten ten behoeve van Centric;
- de sterke kapitaalkracht van Partij 3;
- de koopovereenkomst die op hoofdlijnen was uitonderhandeld; en
- de beste culturele fit met Centric, zoals afgeleid uit de input van de Ondernemingsraad en een survey onder ongeveer 35 managers binnen Centric.
3.19 Op basis van het voorgaande is de Ondernemingskamer van oordeel dat de Transactie het resultaat is van een zorgvuldig, transparant en competitief proces. In het selectieproces is op basis van de criteria voor aandeelhouderschap het maatschappelijk belang meegewogen dat is gemoeid met voortzetting van de door Centric geleverde IT-diensten aan (semi)publieke instellingen. In de criteria voor aandeelhouderschap zijn beperkingen gesteld aan het in het kader van de overname aan te trekken vreemd vermogen, waarmee is beoogd de drie Dochtervennootschappen in staat te stellen hun strategie tot uitvoering te brengen en het bestendige succes van de onderneming na de overname te bevorderen. De in het belang van Centric opgestelde criteria voor aandeelhouderschap zijn verder neergelegd in de Non-financial covenants waartoe Gouda Group zich voor een periode van tien jaar jegens onder meer de drie Dochtervennootschappen en de onafhankelijke commissarissen heeft gebonden. De overname door Gouda Group wordt gesteund door de ondernemingsraad en de belangrijkste managers, terwijl Gouda Group ook het hoogste bod heeft uitgebracht. Daarmee is voldoende gebleken dat sprake is geweest van een zorgvuldig verkoopproces en dat met de Transactie de belangen van Centric Holding en het bestendige succes van de met haar verbonden onderneming ná de overname wordt bevorderd, waarbij ook voldoende zorgvuldig rekening is gehouden met de in het geding zijnde publieke belangen en de belangen van al degenen die bij de vennootschap en haar onderneming zijn betrokken, waaronder in het bijzonder ook [B] c.s.
3.20 Die zorgvuldigheid jegens [B] c.s. blijkt niet alleen uit het proces – waarin [B] c.s. op verschillende momenten is geïnformeerd en waarin hem inzage in nadere informatie is aangeboden – maar ook uit het resultaat. Centric Holding en de beheerder hebben zich blijkens het competitieve verkoopproces ervoor ingezet een zo hoog mogelijke prijs voor de Aandelen te verkrijgen. De beheerder heeft op zitting in dit verband bevestigd dat hij als lid van de stuurgroep steeds bijzondere aandacht heeft gehad voor de (financiële) belangen van [B] c.s. Dit alles heeft erin geresulteerd dat uit een groot aantal partijen de kandidaten zijn geselecteerd die in staat zijn gesteld om op basis van uitvoerige en diepgaande informatie een bieding uit te brengen, waarbij uiteindelijk het hoogste bod is geaccepteerd. Daarmee is voldoende gewaarborgd dat de koopprijs een reële weerspiegeling vormt van de marktwaarde van de verkochte Aandelen, die uiteindelijk weer aan [B] c.s. ten goede zal komen. Weliswaar zal een deel van de koopprijs (circa 20%) gedurende beperkte tijd worden achtergehouden tot zekerheid voor in de SPA verstrekte vrijwaringen, maar de koopprijs zal na aftrek van kosten uiteindelijk aan [A B.V.] worden uitgekeerd. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer is daarmee voldoende gewaarborgd dat [B] c.s. een reële en redelijke vergoeding ontvangen die staat in een redelijke verhouding tot de waarde van de drie Dochtervennootschappen. Ook de vordering van Centric Holding op [A B.V.] van (in hoofdsom) € 80 miljoen zal bij wijze van *dividenduitkering aan [A B.V.] worden gecedeerd.

* dividend? reactie XEA.nl onderzoek!
https://www.oranjewoudnv.nl/wp-content/uploads/2019/03/Oranjewoud-NV-AVA-2012-notulen.pdf
Inhoud EUR 80.0 miljoen Waar halen zij in de periode 2022 - 2022 deze Dividend betaling vandaan!!?? zie hier onder.
de notulen van d.d. 24 mei 2012
zie no 2012.01 d.d. 24 mei 2012
Verslag van de Raad van Bestuur over het boekjaar 2011. De heer Sanderink doet verslag over het boekjaar 2011. Dit was het eerste volledige jaar waarin Strukton Groep deel uitmaakte van de Oranjewoud/groep. Er is voor gekozen om eerst een goed, gedegen inzicht te krijgen in het functioneren van de onderneming voordat er eventueel wijzigingen worden doorgevoerd. Een tegenvaller was het faillissement van Strukton Noorwegen, zowel voor de medewerkers als het management was dat een dieptepunt en niet van tevoren ten tijde van de overname van Strukton te voorzien.
Over de financiering en beoogde aandelenemissie informeert de heer Sanderink de vergadering als volgt. Het was de bedoeling de free float te vergroten en geld op te halen voor de verbetering van het eigen vermogen en verhoging van de liquiditeit in het beursfonds. Allengs bleek dat de animo om in te stappen niet groot was en hebben we uiteindelijk geconcludeerd dat het niet zinvol was om die actie te vervolgen. Het was de bedoeling om het eigen vermogen met* 80 miljoen euro te versterken. Dit is bereikt door een onderhandse emissie van aandelen aan Centric B.V. door middel van het omzetten van leningen van grootaandeelhouder Centric B.V. * EUR 80 miljoen, is dit de bewuste!?

3.21 De slotsom is dat het bestuur van Centric Holding en de beheerder in redelijkheid hebben kunnen besluiten tot verkoop van de door Centric Holding gehouden aandelen in de drie Dochtervennootschappen en dat voldoende is gebleken dat zij bij de totstandkoming van de Transactie, met inachtneming van alle daarbij betrokken belangen, hun taken met de benodigde zorgvuldigheid hebben uitgeoefend.
Gevraagde voorzieningen
3.22 Centric Holding verzoekt dat [B] c.s. wordt veroordeeld de (uitvoering van de) Transactie te gehengen en te gedogen. Uit de overwegingen hierboven volgt dat de verkoop van de door Centric gevoerde onderneming noodzakelijk is met het oog op de continuïteit van de onderneming en de daarmee gemoeide publieke belangen. Verder is gebleken dat in het kader van het verkoopproces op zorgvuldige wijze rekening is gehouden met de legitieme belangen van [B] c.s. Dit brengt mee dat van [B] c.s. ook kan worden gevergd dat zij de (uitvoering van de) Transactie niet blokkeren of frustreren. De verzochte voorziening is in zoverre toewijsbaar.
3.23 Zoals de uitvoerende bestuurder ter zitting heeft bevestigd, strekt dit onderdeel van het verzoek mede ertoe dat [B] c.s. wordt verboden in rechte een vordering (bijvoorbeeld in kort geding) in te stellen, die is gericht op het voorkomen van de (uitvoering van de) Transactie. In zoverre strekt dit verzoek in de kern ertoe dat [B] c.s. worden afgehouden van de door artikel 6 Europese Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) gewaarborgde toegang tot de burgerlijke rechter. De verzochte voorziening strekt daarmee verder dan hetgeen in verband met de toestand van Centric Holding is vereist. Weliswaar is de Ondernemingskamer op basis van de nu bekende feiten en omstandigheden van oordeel dat de verkoop van Centric noodzakelijk is en dat de Transactie berust op een zorgvuldig proces, maar dat sluit niet uit dat de (voorzieningen)rechter, al dan niet op basis van nadere feiten, tot een ander oordeel komt. Dat de toestand van Centric Holding vergt dat wordt voorkomen dat de (voorzieningen)rechter zich daarover zal kunnen uitspreken, is niet gebleken. Mede gelet op de ingrijpende gevolgen van de Transactie voor [B] c.s., zal dit gedeelte van de gevraagde voorziening worden afgewezen. Dat betekent dat [B] c.s. zullen worden veroordeeld de Transactie en de uitvoering van de Transactie te gehengen en te gedogen, met dien verstande dat dit onverlet laat het recht van [B] c.s. desgewenst in rechte op te komen tegen de Transactie of tegen de uitvoering daarvan.
3.24
Het verzoek dat [B] c.s. wordt verboden handelingen te verrichten die zijn gericht op vernietiging, schorsing of anderszins aantasting van het Transactiebesluit en het Goedkeuringsbesluit strekt eveneens ertoe [B] c.s. af te houden van hun grondrecht op toegang tot de rechter. Ook dit verzoek zal worden afgewezen. Het belang van Centric bij dit verzoek is beperkt, nu vernietiging, schorsing of een andere vorm van aantasting van deze besluiten slechts interne werking hebben en de geldigheid van de SPA onverlet laten. Dat zou slechts anders zijn in het, gelet op al het voorgaande uiterst theoretische geval dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou moet worden geacht dat Gouda Group ondanks de aantasting van het Transactiebesluit en/of het Goedkeuringsbesluit Centric Holding aan de overeenkomst zou houden. Daarbij komt nog dat er op dit moment geen aanwijzingen zijn dat [B] c.s. voornemens zijn een vordering tot vernietiging of nietigverklaring van het Transactiebesluit en het Goedkeuringsbesluit in te stellen – de hun geboden gelegenheid om de Transactie aan de Ondernemingskamer voor te leggen hebben zij niet benut. Daarom kan ook niet worden geoordeeld dat er een reëel risico bestaat dat een vordering wordt ingesteld die vanwege de evidente ongegrondheid ervan als onrechtmatig moet worden aangemerkt. Voor toewijzing van dit verzoek bestaat dan ook geen voldoende grond.
3.25
Centric Holding verzoekt verder dat [B] c.s. wordt bevolen zich te onthouden van publieke uitlatingen met de strekking dat (de totstandkoming van) de Transactie in strijd is met het recht, onrechtmatig is, strafbaar is, of uitlatingen van gelijke strekking. Dit verzoek zal de Ondernemingskamer niet toewijzen. In aanmerking genomen dat [B] c.s. zal worden geboden te gehengen en te gedogen dat de Transactie zal worden uitgevoerd en in aanmerking genomen het door artikel 10 EVRM gewaarborgde recht op vrijheid van meningsuiting, bestaat naar het oordeel van de Ondernemingskamer onvoldoende grond bij een verbod zoals verzocht. Daarbij merkt de Ondernemingskamer op dat [B] zijn mening over de Transactie al heeft geuit met de opmerking dat naar zijn mening ‘onrechtmatig en strafbaar [is] wat er gebeurt.’ Een verbod dat nog eens te herhalen voegt tegen deze achtergrond ook niet veel toe. Het voorgaande laat vanzelfsprekend onverlet dat [B] c.s. zich gelijk ieder ander dienen te onthouden van onrechtmatige lasterlijke of onjuiste uitingen. Daartoe is echter geen nadere onmiddellijke voorziening nodig.
Artikel 1 Eerste Protocol
3.26
De Ondernemingskamer ziet ambtshalve aanleiding de Transactie in ogenschouw te nemen vanuit het perspectief van het recht op eigendom zoals dat wordt beschermd door artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: artikel 1 EP). Het (indirecte) belang van [B] c.s. in de drie Dochtervennootschappen valt onder de bescherming van eigendom die wordt gewaarborgd door artikel 1 EP. Artikel 1 EP luidt:
“Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht.
De voorgaande bepalingen tasten echter op geen enkele wijze het recht aan, dat een Staat heeft om die wetten toe te passen, die hij noodzakelijk oordeelt om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen of boeten te verzekeren.”
3.27
Volgens vaste rechtspraak van het Europese Hof ter Bescherming van de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) houdt artikel 1 lid 1 EP drie onderscheiden regels in (vgl. o.a. EHRM 25 oktober 2012, 71243/01, Visti?š en Perepjolkins t. Letland). De eerste regel, neergelegd in de eerste zin, is van algemene aard en formuleert het beginsel van het ongestoord genot van eigendom. De tweede regel, vervat in de tweede zin, heeft betrekking op ontneming van eigendom en onderwerpt deze aan bepaalde voorwaarden. De derde regel, die in artikel 1 lid 2 EP is opgenomen, erkent dat de verdragsluitende staten onder meer het recht hebben eigendomsrechten te reguleren in het algemeen belang.
3.28
Niet alleen behelst het onder beheer plaatsen van aandelen een inmenging in de eigendom van [B] c.s. (vgl. OK 30 april 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1535), de Transactie moet (in samenhang met het eerdere onder beheer stellen van aandelen) worden aangemerkt als een ontneming van eigendom in de zin van artikel 1 EP. Dit betekent dat de omstandigheid dat de Transactie plaatsvindt onder de vigeur van deze enquêteprocedure meebrengt dat de ontneming van eigendom moet voldoen aan de voorwaarden bedoeld in de hiervoor aangehaalde tweede volzin van artikel 1 EP. Die voorwaarden houden kort gezegd in dat (i) de ontneming van eigendom dient te berusten op een deugdelijke wettelijke basis, (ii) de ontneming een legitieme doelstelling heeft in het algemeen belang, en (iii) een behoorlijk evenwicht (fair balance) bestaat tussen de eisen van het algemeen belang en de bescherming van de fundamentele rechten van het individu (vgl. o.a. EHRM 23 september 1982, 7151/75 & 7152/75, Sporrong & Lönnroth t. Zweden).
3.29
De deugdelijke wettelijke basis voor de ontneming van eigendom – de eerste voorwaarde die door het EHRM wordt gesteld – kan worden gevonden in de bevoegdheid van de Ondernemingskamer tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen die vereist zijn in verband met de toestand van de rechtspersoon (artikel 2:349a lid 2 BW). Dat aandelen bij onmiddellijke voorziening onder beheer kunnen worden geplaatst is gelet op de jurisprudentie van de Ondernemingskamer voldoende voorzienbaar (zie o.m. OK 30 april 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1535). Dat geldt ook voor de onmiddellijke voorziening dat [B] c.s. dient te gehengen en te gedogen dat de Transactie wordt uitgevoerd. De Ondernemingskamer verwijst in dit verband naar OK 30 oktober 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:4769, HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1651 en ECLI:NL:HR:2014:1652 (Novero). Gelet op artikel 2:349a lid 2 BW en deze bestaande jurisprudentie is voldaan aan het vereiste dat de wettelijke basis die ook voldoende toegankelijk, precies en voorzienbaar in zijn toepassing is (vgl. EHRM 11 december 2018, 36480/07, Lekiç t. Slovenië). Daarmee berust de ontneming van de eigendom van [B] c.s. op een deugdelijke wettelijke basis.
Nu de Transactie is gericht op het gezonde voortbestaan van de onderneming van Centric en ter bescherming van de daarmee gemoeide publieke belangen, is ook voldaan aan de tweede voorwaarde, namelijk dat daarmee het algemeen belang (public interest) is gediend.
Ook aan de derde voorwaarde (een behoorlijk evenwicht (fair balance) tussen het algemeen belang en de bescherming van de fundamentele rechten van [B] c.s.) is voldaan. Het verkoopproces is ingericht op transparante en competitieve wijze opdat [B] , althans [B] c.s. een prijs ontvangen die in een redelijke verhouding staat tot de waarde van de aandelen (is reasonably related to its value; vgl. EHRM 16 januari 2001, 35730/97 Offerhaus t. Nederland). De ontneming van eigendom in het kader van deze enquêteprocedure berust op een billijke afweging van de betrokken partijen waarbij de Ondernemingskamer zich telkens de vraag heeft gesteld of het beoogde doel ook met een minder ingrijpende voorziening kan worden bereikt. De Ondernemingskamer verwijst in dat kader naar de afwegingen zoals die blijken uit de eerdere in deze zaak gewezen beschikkingen (zie onder 1.1.) en naar hetgeen hierboven is overwogen.
Nu is voldaan aan de drie voorwaarden voor ontneming van eigendom, voldoet de Transactie aan de eisen die worden gesteld door artikel 1 EP. Met een veroordeling dat [B] c.s. de (uitvoering van de) Transactie dienen te gehengen en te gedogen, dit onverminderd het recht van [B] c.s. in rechte tegen (de uitvoering van) de Transactie op te komen, wordt artikel 1 EP niet geschonden.
3.30 De Ondernemingskamer ziet geen aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken.
4 De beslissing vanDe Ondernemingskamer:
a. veroordeelt, bij wijze van onmiddellijke voorziening en voor de duur van het geding, [B] en [A B.V.] Transacttie en de uitvoering daarvan te gehengen en te gedogen, een en ander onverminderd het recht van [B] en [A B.V.] in rechte op te komen tegen de Transactie of tegen de uitvoering daarvan; bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt; verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad; wijst af he



Beperkte weergave !
Leden hebben toegang tot meer informatie! Omdat u nog geen lid bent of niet staat ingelogd, ziet u nu een beperktere pagina. Wordt daarom GRATIS Lid of login met uw wachtwoord


Copyrights © 2000 by XEA.nl all rights reserved
Niets mag zonder toestemming van de redactie worden gekopieerd, linken naar deze pagina is wel toegestaan.


Copyrights © DEBELEGGERSADVISEUR.NL